Als jonge kerel ging mijn vader naar Indonesie. Daar ontmoette hij mijn
moeder. Een eeuwigdurende liefde was het gevolg. Na terugkeer in Nederland
volgde mijn moeder al gauw, samen met haar ouders, broers en zussen. In
1950 trouwden mijn ouders.
Al spoedig meldde het begin van een gezin zich aan. Charlot, mijn enige zus,
en als eerste dus ook meteen zoals zo vaak het geval, de oudste werd in 1951
geboren. Maar het bleef niet bij die eerste.
Drie broers, Frans, Rene en mijn vader,
hebben gezamelijk gediend in het
Nederlandsche leger. Mijn vader heeft
gediend bij het Korps Mariniers en is daar
altijd zeer trots op geweest.
Onder zijn uitgaanspasje voor zijn verblijf
in Camp Lejeune in Amerika, waar ook
vandaag de dag nog steeds een
opleidingscenrum voor Mariniers is
gevestigd.
De noodkerk waar mijn ouders trouwden was een voormalige NS-loods en stond
ong. ter hoogte van het huidige busstation (Brabantweg, t.o. de Locomotief.
Mijn vader (1923-1996) komt uit een groot gezin dat opgroeide in Ottersum.
Mijn opa was er hoofdonderwijzer en getrouwd met Bertha Klercxk. Samen
kregen zij 11 (elf) kinderen waarvan mijn vader er dus een was.
In de jaren die volgden werd het jonge
gezin uitgebreid met de komst van Dries
(1952), Sjef (ik dus - 1953), Richard
(1955), George (1956) en ten slotte (1957)
kwam de hekkesluiter van ons gezin Harry.
Vanaf dat moment telde ons gezin dus 8
leden.
De Smeets Groep is voltallig en kan deel
gaan uitmaken van de Nederlandse
samenleving. Het meer persoonlijke "wel
en wee" is te lezen via de link op de
startpagina "Ooms en tantes".
Ze trouwden vanuit het huis van Opa en Oma aan de Heijenseweg (waar later Ome Tonnie en Tante Riek
woonden). En er ws natuurlijk de familie bij... 1-Heeroom George, 2-ome Jules, 3-tante Zus, 4-ome Frans
(Stommel) 5-Oma, 6-tante Greet, 7-Heeroom Harrie, 8-NN, 9-ome Tonnie, 10-ome Rene, 11-tante Jo.
Knielend: 12-de bruidegom, 13-de bruid, 14-tante Riek, 15-ome Hennie, 16-tante Trees, 17-het meisje is,
denk ik, Jose van ome Tonnie en tante Riek, 18-Heeroom Sjef en 19-ome Frans.
Mijn vader was altijd druk doende in de banketbakkerij. Het vak
heeft hij o.a. geleerd bij Banketbakkerij De Wildt in Boxmeer en
in Duitsland (Frankfurt). Rechts is de grote oven zichtbaar en
links onder in de werkbank achter de tulbanden staat de
speculaasmachine. Voor mij was de banketbakkerij een grote
speelplaats, zeker op de zondag als er niemand was en het
buiten geen weer was. Voldoende ruimte om te steppen.
Meestal werd hij bijgestaan door een knecht, Toon Lamers.
Maar ook mijn moeder stak de handen uit de mouwen...
Mijn ouders kochten in 1951 het pand Zandstraat 8 om hun banketbakkerij te beginnen.
Het werd gekocht voor de prijs van... klik opp het koopcontract rechts.
De winkelinrichting werd (uiteraard)
verzorgd door Ome Tonnie.
Gedurende zijn banketbakkerstijd maakte
mijn vader naast het lekkerste gebak, ook
nogal wat kunstwerkjes in suiker.
Maar ondanks hard werken was
er ook tijd voor uitstapjes...
"pootje baaijen" in de Maas
of gewoon lekker in de zon...
of met de overburen 'Tante Willie' en hun jongens
van Vas Noij, de slager) naar de dierentuin.
en op woensdagmiddag bij pap achter op de fiets naar Ome Tonnie en
Tante Riek, spelen op de Gennepse Hei met Piet, Joep en Mai. Maar toen
we ouder werden moesten we lopend naar de Heijenseweg.
En in de zomer was er volop ijs in meerdere smaken.
Af en toe kregen wij ook een ijsje als het goed warm was.
En als het naar onze zin een weekje teweinig was geweest,
slopen we op zondagmorgen naar beneden, klommen op de
grote ijsmachine, tilde de deksel van de ijsbakken en met een
klein lepeltje smullen maar...
???, ikzelf, onze Dries,
Freddy Stroowinder.
Natuurlijk kwam mijn moeders familie die in het westen woonde met enige
regelmaat naar het Gennepse.
De witte peuter is onze Richard die bij al die bruine indische mensen wel erg
uit de toon viel. Hij werd al gauw de 'orang poeti' genoemd.
Rechts ons mam en mijn nicht Ria uit Rotterdam.
In de loop der jaren werd van banketbakkerij overgeschakeld naar Lunchroom annex het eerste
Indonesische restaurant in de wijde omtrek.
Onderstaand een prijslijst uit ca. 1962. In rood de prijzen in Euro's (delen door 2,2).
Zoals eerder gemeld kochten mijn ouders het pand aan de Zandstraat 8 in 1951. In de loop
der jaren is het wel eens verbouwd en aangepast aan de eisen van de tijd. Op de volgende
pagina's in vogelvlucht een indruk...
Kort na de aankoop werd het natuurlijk aangepast en zag het er zo uit. Deze foto zal uit 1952
zijn. In de aanbouw was de banketbakkerij. De grote schildering is van een van mijn ooms
(Frans? Rene?)
Boven en onder het raam stond de slogan: “Des landman’s hoop en noeste vlijt, wordt hier tot
heerlijkheid bereid”. IJs werd toen ook al gemaakt. Links is het pand van Hendriks de
groenteboer en de zonnewering is van Gerrits de bakker, waar nu Jan (van den Ende) de
Kapper zit.
Na enkele jaren werd de banketbakkerij uitgebreid met een lunchroom om enkele jaren later
helemaal te verdwijnen en er uitsluitend de lunchroom overbleef. In het raam zie je ook nog
de ijsmachine. Boven de lunchroom hadden wij bij gebrek aan een tuin onze
speelruimte/terras. Deze foto dateert uit ong. 1958-‘59.
Duidelijk is op de foto de vernieuwingsdrang te zien. Ook Hendriks heeft de nodige
verbouwing aan zijn pand uitgevoerd. Helemaal rechts heeft Hendriks zijn achterom, er zijn
nog enkele kratten van het groentetransport zichtbaar. Droste, Rivella en Heineken hebben
overleefd maar Perl is niet meer.
Links Modezaak Verhasselt. Het gehele witte gedeelte was vroeger het Patronaatsgebouw
waar onder andere Sinterklaas kwam (voor de buurt).
Lange tijd heeft het pand als restaurant gefungeerd. Onze speelruimte/terras is hier opgeofferd voor
woonruimte zodat de gehele verdieping royaal ruimte bood aan een gezin met 6 kinderen. Dick
Willems, voorheen uitbater van “The Old Inn” heeft hier onder andere de Gennepse jeugd vermaak
geboden door een cafe/kroeg/bar “de Vijf” te beginnen. Deze foto zal van ergens eind jaren 60,
begin ‘70 van de vorige eeuw zijn.
Nadat de horeca vaarwel gezegd is, word
het pand grondig opgeknapt en van een
vernieuwend jasje voorzien (rechts). Dit
gebeurd in ong. 1974. Het is duidelijk dat
dit een aanzienlijke verfraaiing van het
aanzien is. Jan de Kapper is inmiddels in
Gennep gearriveerd. Te zien aan het
nieuwe gele markies. Het witte pand is het
voormalig woonhuis van dokter
Gunneweg, waar hij ook zijn praktijk had
(ingang om de hoek in de Houtstraat).
In 1975/’76 trokken wij weer terug op het
nest. De ruimte beneden werd verhuurd en
boven werd gewoond. Deze foto dateert
echter van recentere datum. Het verkeer is
inmiddels uit de kern van Gennep
verdwenen net zoals de karakteristieke
bestrating uit vroeger jaren.
Vandaag de dag (2007) is het pand weer in ere hersteld voor zover het het gebruik betreft.
Sinds enkele jaren kan men hier weer genieten van een heerlijk kopje koffie al dan niet met een
stukje gebak. Heeft men een grotere honger is dat ook geen probleem. De kaart biedt volop
keuze om een rumoerige maag het zwijgen op te leggen.
Nadat mijn ouders uit ‘De Zaak’ waren is ons pap vertegenwoordiger geworden bij de AGA-
Grootkeukeninrichting, destijds een tak van de huidige AGA industriële gassen. Wij
verhuisden naar Uden zodat hij centraal in zijn rayon woonde (zuid Nederland). Ons verblijf
daar was echter van korte duur. Limburg trok teveel en toen pappa een baan werd
aangeboden bij de St. Augustinusstichting in Gennep als Hoofd Civiele Dienst was het gauw
bekeken. Er werd grond gekocht en een huis gebouwd in Gennep. De verhuisdozen werden
weer ingepakt en een vrachtwagen werd voorgereden. Na ca. 2 jaar waren we weer terug in
het ons zo vertrouwde Gennep. De (Touwslagers)Groes was onze nieuwe thuisbasis.
Zoals in zovele gezinnen ging het dagelijkse leven daar gewoon zijn gangetje: pa naar zijn
werk, de kinderen naar school en ma huishouden doen en buurten. Waren we uit school
vermaakten we ons, afhankelijk van het seizoen. In voorjaar en zomer was dat veel hutten
bouwen en rondstruinen in de Maaskemp. Of gewoon ’s avonds met de buurt op straat
hangen en of spelletjes doen. In de winter was het als de Maas de weien overstroomde bootje
varen. Dit deden we op autodaken die we bij Xhofleer op het kamp gingen halen. Dat was
toentertijd de eerste autorecycling in de regio. Hier werden auto’s gesloopt voor het ijzer. Als
we de daken ook maar weer terug brachten en niet in de weilanden lieten liggen want dan
kreeg Xhofleer problemen met de boeren. De daken op hun kop op het water en je had een
pracht van een boot/vlot.
Naarmate we ouder werden werden de dagen en avonden gevuld met studeren (ging niet
iedereen even goed af) en de week-enden natuurlijk gevuld met uitgaan. Toen ging je nog om
19.30 uur van huis en was je om 00.30 weer thuis. Soms 01.00 uur maar dat was bij
bijzondere dagen (kermis, carnaval e.d.).
Alhoewel ons pap best wel streng was, kon er toch veel bij ons. Zelf ind ik dat het nog al eens
weg had van een ‘Zoete Inval’. Iedereen liep binnen, van jong tot oud en dan was koffie of
thee het begin van een paar gezellige uren. Alcohol kwam niet ter sprake, fris (Exota) sloeg
de klok. Maar het was er zeker niet minder gezellig om.