Antoon Smeets (Ome Toon - oet Venlo)
Het verhaal van Oom Toon (13e uit de rij) uit Venlo.
(De levendige tekening van oom Toon geeft een goede indruk van die tijd. Denk er even aan dat er
nog geen auto’s waren, geen elektra, geen radio, geen verwarming of ijskast. Maar onze vader had
natuurlijk met zijn tien kinderen heel wat te stellen, vooral omdat er maar liefst drie onderwijzer zijn
geworden. Daarvoor ging je toen naar Rolduc waar een zogenaamde Normaalschool was voor de
onderwijzersop leiding).
De enige die voor ons iets over zijn eigen jeugd heeft opgeschreven is oom Toon uit Venlo. Hij is in
1975 gestorven. Om het allemaal goed te begrijpen zullen we de zaken even bij elkaar zetten. We
hebben het nu dus over een eeuw geleden. Het was nog een totaal andere wereld. De hier volgende
gegevens heb ik dus geput uit de tekst van oom Toon. In het gezin waarover hij schrijft, van Renier en
Sibilla en Margaretha, waren ze met z’n tienen. Vier kinderen (3 uit het eerste huwelijk, 1 uit het
tweede huwelijk ) waren jong gestorven. Hier volgen de namen (zoals ome Toon ze noemt – en
tussen haakjes de namen zoals ze vermeld zijn in de stamboom) van de tien en hun geboorte jaar:
·
Chris 1866, smid (Christiaan)
·
Neeltje (Cornelia)
·
Theodorus , metselaar (Theodorus)
·
Jozef 1874, onderwijzer (Joseph)
·
Frans 1876, smid (Frans)
·
Fien 1878 (Josefina)
·
Leen 1880 (Helena)
·
Jaques 1882, smid (Jaques)
·
Harie 1884, onderwijzer (Hendrikus)
·
Toon 1886, onderwijzer (Antoon)
Tegen de eeuwwisseling waren ze allemaal jonge volwassenen geworden. De herinneringen van oom
Toon komen dus vooral uit de tijd rond de eeuwwisseling. De eerste drie van het rijtje waren dus van
een eerste moeder (Sibilla Henckens) die in 1873 gestorven was. Greetje (Margaretha) Bell was in de
moeilijke jaren dat de eerste moeder met ziekte te kampen had de hulp in de huishouding. Voor de
drie kleine kinderen was ze onmisbaar. Daarom trouwde René (Renier), met haar en dat gaf een
nieuwe reeks kinderen.
Vader René (Renier) was zelf uit een gezin van 4 kinderen.
Daar moeten we het eerst even over hebben. Zijn vader heette Chrétien, ook zo'n naam die in de familie
werd doorgegeven. Hij werd maar 30 jaar oud en had bij zijn dood 4 kinderen:
Maria, die kloosterzuster werd, Jaques, Dorus en René (Renier).
Na de lagere school gingen ze studeren op het college in Weert. Moeder beschikte blijkbaar over nogal wat
middelen maar die raakte ze kwijt aan een proces dat een broer-pastoor over grondbezit moest voeren. De
jongens moesten toen thuiskomen en een vak gaan leren. Dorus vocht later als Zoeaaf in het pauselijk
leger. Dorus huwde en kreeg twee dochters terwijl Jacques slechts een enkele dochter kreeg die vroeg
stierf.
René (Renier), was dus de enige die de familietak van de Smeetsen verder zou bouwen. En hij deed dat op
een manier die wel niemand hem kon verbeteren. Aan die beide “ooms” Kobus en Dorus, heeft ome Toon
natuurlijk herinneringen, want het waren de broers van zijn vader. Maar er waren nog meer ooms van de
kant van de moeder, de eerste vrouw van René (Renier),: ze had 4 broers die allemaal naar Rome trokken
om de paus in zijn strijd tegen Garibaldi te helpen. Alleen uit België en Nederland trokken er zo’n 5000 jonge
kerels naar Italië.
Oom Toon heeft die zoeaven van de familie zelf nog gekend.
Van Dorus weet Oom Toon nog te vertellen dat hij als meubelmaker naar Brussel trok, waar hij een goed
bedrijf opbouwde. En oom Kobus was ook naar België getrokken en maakte het ook best. Hij stierf tamelijk
jong, net als zijn vrouw en dochter maar liet aan de grote familie een erfenis na, die goed van pas kwam.
Maar de meeste herinneringen van oom Toon betreffen natuurlijk het eigen gezin, en allereerst de oudste
(half) broers, Chris en Thei. Broer Chris begon een smidse in Beek bij Maasbracht. Als jongste van het
gezin bracht Toon hem ‘s middags te eten zolang hij niet getrouwd was. Toon herinnert zich dat hij dan altijd
een paar centen kreeg. En broer Chrismaakte voor hem ook echte schaatsen. Chris was 20 jaar ouder als
Toon, -want hij was de jongste van de familie-, een echte grote broer dus. Chris trouwde,aldus het verhaal
van Toon, met een dochter van "het kettertje". Die werd zo genoemd omdat hij ruzie had met de pastoor
over de plek waar een nieuwe kerk zou worden gebouwd. Maar de pastoor dreef zijn zin door ondanks het
feit dat 'de Beek' evenveel inwoners telde als Bracht en Kruchten samen,(zodat de Beek veel later een
eigen kerk kreeg).
Broer Thei was metselaar geworden. Over hem noteert Toon het volgende: "Voor hij trouwde werkte hij veel
in Duitsland. Ik weet nog dat hij mij en Hari een viool beloofde mee te brengen. Toen hij tegen Kerstmis
weer thuis kwam, zaten wij tweeën te popelen, want wij wisten dat hij die avond zou komen en op een
gegeven ogenblik kwam hij viool-spelend de deur in. Ik haal dit aan om te zeggen dat wij nooit hebben
gemerkt dat we halfbroers en halfzusters hadden."
Over vader René (Renier), heeft Toon van alles te vertellen. Dat was een bijzonder iemand. Hij leerde in
Geistingen, België, het vak van hoefsmid, maar was verder van alle markten thuis. Maar het was een
geweldenaar. Hij kon even goed met zijn linker- als rechterarm het smidswerk doen. Op een zondagavond
kreeg hij ruzie met een boerenzoon. Dat liep zo hoog op dat hij hem beet greep en over een heg een
boomgaard in gooide. Die boerenzoon was niet de eerste de beste. Dat is de clou van het verhaal. Die werd
later niets minder dan Bisschop van Luik.
Bob Smeets wilde graag weten hoe deze boerenzoon heette en kwam na enig wikipedia'en tot de conclusie
dat het Martin-Hubert Rutten moet zijn geweest, gezien zijn geboorteplaats.
René (Renier), trouwde, toen hij 26 was, met Sibylla Henckens, die hij tijdens zijn leertijd in Geistingen wel
moet hebben leren kennen. Haar moeder, die van twee kanten had geërfd, kwam bij hem inwonen. Het zal
dan ook wel vooral met haar geld zijn geweest, dat hij midden in het dorp een boerenhofstee kon kopen.
Daar richtte hij onder de schaduw van een grote lindeboom zijn smidse in. Daarbij boerde hij ook, had
enkele koeien en varkens en behoorlijk wat land -wellicht ook uit de erfenis- zodat er werk genoeg aan de
winkel was.
Toon vertelt: "Jullie grootvader Smeets ( met 'jullie' bedoelt hij dus zijn eigen kinderen en die van zijn broers
en zusters) was een ondernemend man. Toen een 15-jarige schimmel naar de slachter werd gevoerd, kocht
hij hem, huurde een knecht voor het werk op het land (Birke Maassen, herinnert hij zich) en op een dag
mocht ik op de schimmel meerijden tot aan de school. Ik was de koning te rijk!
Om zijn groeiend gezin aan het eten te houden hield hij een café, richtte achter de smidse een bergplaats
als beugelbaan in, en pachtte voor twaalf jaar van de Domeinen een stuk grasland van 60 hectaren. Het lag
over de Maas, van de kerk van Maasbracht tot Wessem. Hij liet ieder jaar de notaris een 'verpachting'
houden van het grasland voor het hooi. Voor bemesting zorgde de Maas die 's winters meestal het hele
gebied overstroomde.. ..Van die 60 hectaren waren ér op een lager gelegen stuk enkele met wilgenstruiken
beplant. Ze leverden een paar honderd bossen "mooie lange tenen" op, die aan de mandenmakers werden
verkocht.”
En het hele gezin moest mee aanpakken. Vader René (Renier), had ook een boot om de Maas over te
steken en ze hadden een hondenkar, want al dat spul moest natuurlijk worden geoogst, gehaald en naar de
mandenmakers gebracht. Dat gold ook voor het hooi, dat naar de klanten moest worden getransporteerd.
Toon vertelt nog: “Toen de hond Pol door de hitte bezweken was, maakte Vader een tweewielige kar, bijna
een meter breed, waarmee zeven, acht zakken hooi tegelijk konden worden vervoerd. Vader kruide de
"radjah", zo noemden we de wagen, en wij trokken aan een touw in een flinke vaart tegen de helling bij de
kerk op en zo ging het naar huis.”
Ome Toon, zoon van Renier en Margaretha,
onderwijzer in hart en nieren maar ook fervent tekenaar/schilder.
Zijn eerste echtgenote, Angelina Aben, overleed in 1935 op 45-jarige leeftijd.
Stadhuis te Venlo
getekend door Ome Toon
Bron:
Natuurhistorisch Maandblad
64e jaargang no. 10 - 30 oktober 1975
website Natuur Historisch Genootschap Limburg
In 2021 ben ik benaderd door Egbert Goossen, een kleinzoon van Ome Toon,
en daarmee dus een van mijn vele achterneven. Hij stuurde me het hieronder
genoemde artikel en toestemming van de ‘Stichting Waarland van Toen voor publicatie’.
Ome Toon heeft een tiental jaren in Waarland NH als onderwijzer gewoond en
gewerkt. Hij was van grote betekenis voor het onderwijs en de ontwikkeling
van Waarland, blijkens een artikel in het tijdschtift Toendertoid, een uitgave
van ‘Stichting Waarland van Toen’. In 1953 werd een straat naar hem vernoemd.
Wil je het artikel graag lezen? klik hier.