Kattekwaad - Ca. 1925
Vroeger was het met donkere weersgesteldheden in de Brachterbeek altijd stikdonker.
Zeer sporadisch stond hier en daar, en meestal nergens, een straatlantaarn met een lamp van 25 Watt.
De jeugd had dan ook vrij spel om ongezien enig kattenkwaad uit te halen. Zo kwam bij een aantal
lummels die zich verveelden een idee naar voren, waar ze nog wel plezier aan konden beleven. Het was
vroeger steeds een gewoonte dat als het avond werd er iemand van de bewoners naar buiten ging om
de blinden voor de ramen dicht te doen. De “wirvel” werd dan om geslagen en beide blinden tegen de
ramen gedraaid. In het raam as een gaatje geboord, waardoor heen precies een ijzeren pen paste die
aan de blinde vastzat en tot de binnenkant reikte. In deze ijzeren pen zat dan een sleufje waardoorheen
een stukje hout werd gestoken. Van buiten uit kon dan niemand de blinde opentrekken. Omdat Peir van
het Pijpenhoofd iets later was om zijn blinden dicht te doen, kregen deze natuurlijk de volle aandacht van
de zich vervelende jongeren. Voorzichtig werd aan een klein uitsteeksel aan de bovenkant een stukje
touw bevestigd met onderaan een stukje steen. Een klosje zwart garen werd afgerold en vlakbij deze
steen bevestigd. Midden op het tramemplacement, vroeger heette dat 'de Wieë”, stond een stapel
takkebossen van Piet Damen waarachter de belhamels zich verborgen. Even een paar korte rukjes aan
het garen, en klop, klop, klop, ging het op de blinde. Peir kwam via de staldeur naar voren geschuiveld
om te kijken wie er was. Niemand te zien. Nauwelijks was hij weer terug in de keuken of daar ging het
weer: klop, klop, klop. Peir ging weer naar de voordeur; weer niemand te zien, alleen een flinke vloek
was er te horen. U begrijpt wel, het plezier van die jongens was groot. Wacht maar, dacht Peir, en zette
in de stal vlak naast de deur de mestriek klaar en stond gespannen te wachten. Klop, klop, klop, en Peir
stormde naar buiten. Niets en niemand te zien. Maar Peir, niet van gisteren, had nog aan oplossing.
Boven op de zolder was op een slaapkamertje nog een klein gevelraampje. De pispot die nog vol stond
van de nacht tevoren werd klaargehouden en Peir wachtte op de dingen die zouden komen. En ja hoor:
klop, klop, klop, het gevelraampje werd opengegooid en de halve inhoud van de pot klaterde naar
beneden. De andere helft was tegen het kozijn gevlogen en zodoende weer op zijn eigen lijf
terechtgekomen. U begrijpt wel dat de jongens er een reuze lol aan gehad hebben. eerst maanden later
durfde Peir het hele voorval aan René de Smeed te vertellen, die heeft er hartelijk om gelachen.