Wintertijden van vroeger (+1930), door kinderogen gezien.
1990
De herfst met zijn regen en windvlagen lag reeds achter ons. Het was ook reeds koud geworden
Zo rond St. Nicolaas kon het reeds gebeuren dat het soms al iets gevroren had.
Als wij dan ‘s morgens naar school liepen was het altijd een plezier om met onze klompen het ijs kapot te
trappen dat zich gedurende de nacht op de kuilen in de weg gevormd had ; krak-krak of krik-krek versplinterde
het dunne laagje ijs in honderd kleine stukjes.
Waar wij echter met nog neer verlangen naar uitkeken was de eerste sneeuw:Wanneer zou die nou komen?
Als we 's morgens opstonden was het eerste wat wij doden altijd door de met ijsbloemen bedekte ramen naar
buiten kijken zou er al sneeuw gevallen zijn?
En op zekere morgen was het dan zover. Op onze slaapkamer drong een geluid binnen van een schop die
regelmatig over de grond schraapte en af en toe werd er flink op de grond gestampt, Op slag werd men
klaarwakker en renden we naar het raam. Inderdaad, alles was wit, uitge-zonderd een pad dat onze vader
reeds sneeuwvrij gemaakt had. Vandaag met sneeuw zou alles plotseling anders zijn. De weg naar school
voorzichtig lopend om niet uit te glijden. In het speelkwartier de sneeuwbalgevechten. En na schooltijd werd
direct de slee van de zolder vandaan gehaald de sporen van de eerste meters hiermede waren steeds
roestbruin gekleurd.
Ook het Sinterklaasfeest was iets waar je reeds lang van te voren naar toe leefde. In ons dorp waren de Zwarte
Pieten al enkele weken van te voren in actie. Onze moeder zei dan 's avonds wel eens “Zet jullie schoen maar
eens bij de schoorsteen, wie weet”.
De volgende morgen lag er dan toch niets in; we waren niet braaf genoeg geweest. De volgende dag waren we
dan extra braaf en haalden we bij het konijnenhok zelfs enkele wortels weg die we in de klaargezette schoen
stopten voor het paard van Sinterklaas. Meestal hielp dat en vonden we een paar chocoladebeestjes terug.
Ook gebeurde het wel dat we 's avonds nadat we gegeten hadden ons klaarmaakten om naar bed te gaan door
de deur heen een dreigend gerammel van kettingen hoorden. Muisjesstil werden we hiervan. Iedere avond
werd er bij ons thuis na het eten de Rozenkrans gebeden. In de Sinterklaastijd werd dan wel eens net voordat
de Rozenkrans uit was door het bovenlicht van het keukenraam een handvol pepernoten e.d. naar binnen
gegooid. Mijn moeder moest zich dan haasten om de laatste woorden, namelijk in de naam des Vaders en des
Zoons en des Heiligen Geestes Amen, te zeggen want er was geen houden meer aan. Direct hierna stortten wij
ons op de overal rondliggende lekkernijen. Soms waren er zelfs enkele kleine appeltjes bij die verdacht veel
leken op de Bellefleurs die in onze kelder lagen. Zwarte Piet zou toch niet ....? maar die slechte gedachte werd
dan maar snel terzijde geschoven.
Kerstmis zelf was altijd een heel fijne tijd. Enkele dagen voor het feest werd er in de voorkamer een kerstboom
neergezet. Onze moeder ging dan naar de zolder om de stoffige dozen met de versieringen naar beneden te
halen. Wij mochten dan toekijken hoe de boom versierd werd met bonte glasbollen, engelenhaar, zilveren
slingers en ook twee prachtige gekleurde glazen vogeltjes met witte zijden staartjes. Deze wipten op een
spiraalveertje heen en weer. Recht boven op de spits van de boom kwam een prachtige pegel, die moest mijn
vader er altijd zelf opzetten.
Ook hadden wij toen reeds elektrische verlichting in de kerstboom die met kleine knijpertjes vastgezet werden.
Mijn vader wist dat een droge kerstboom en brandende waskaarsjes niet bij elkaar hoorden.
Ook het kerststalletje met de bijbehorende figuren werden onder de boom opgesteld. Een enkel jaar hadden
we er zelfs een echte vijver bij waaraan de schaapjes konden drinken. Deze was gemaakt van een stukje glas
waaronder' zilverpapier van een chocoladereep gelegd werd, maar eerst werd dit zilverpapier met de platte
kant van een vingernagel goed plat gevlakt. Er werd wat kunstmos omheen gedrapeerd en het was net echt.
In deze kersttijd baden we de Rozenkrans altijd bij de kerststal, zes kinderen op een rij op de knieën naast
elkaar. Een keer gebeurde het dat ik op de knieën tijdens het bidden in slaap sukkelde en opzij viel, met het
gevolg dat we alle zes omtuimelden. En kwaad dat mijn moeder werd. Ik moest voor straf zes weesgegroeten
alleen extra bidden voor het Jesuskindje in de kribbe.
De kerstnacht zelf was eigenlijk het hoogtepunt van de kerstvierin. Om twaalf uur in het holst van de nacht: De
Nachtmis. De avond van te voren moesten wij altijd vroeg naar bed. In de 'goeie" kamer werd dan de kachel
aangemaakt en de tafel feestelijk gedekt. Als we dan uit de kerk terugkeerden gingen we altijd samen aan tafel
koffie drinken met krentenbroden, kerstkransen koek en vlaai. Heerlijk gezellig was dat. Onze ouders vonden
het bijzonder leuk omdat dit een van de weinige dagen waren dat wij als gezin onder elkaar waren. De "knecht"
en de "meid" die wij dag en nacht altijd in huis hadden waren natuurlijk ook naar huis om hun eigen kerstfeest
te vieren. Daarna kwam dan de Nieuwjaarsnacht.
Voordat wij naar bed moesten werd nog eens uitdrukkelijk aan onze ouders gezegd “maak ons ook wakker om
12.00 uur. Als het dan zover was mochten wij door het raam luisteren naar de scheepshoorns van de
stoomboten in de haven die uit alle macht toeterden. Sommigen lang aan een stuk door en anderen met korte
tussenstootjes. Als het geluid dan langzaam verzwakte werden we weer onder de dekens gestopt.
Op de Nieuwjaarsdag zelf was het bij ons thuis gebruikelijk dat, indien wij als eerste onze vader en/of moeder
konden verrassen met het gelukwensen van "zalig Nieuwjaar" wij dan een echte zilveren gulden kregen. Voor
de spaarpot wel te verstaan, want opmaken van geld mocht niet. Dat was schande. Met het feest van
Driekoningen werden bij het kerststalletje nog eens drie beelden bijgeplaatst: drie wijzen uit het oosten:
Caspar. Melchior en Balthasar.
Ook kwamen die dag altijd alle boerenmensen die klant bij onze vader in de smederij waren contant de
jaarrekening betalen. Afrekenen gebeurde in die tijd slechts een keer per jaar. Dagen tevoren zat mijn vader
dan altijd te schrijven en te tellen. Meestal tot diep in de nacht. En 's zondags de gehele dag. De rekeningen
moesten dan allemaal op tijd klaar zijn. Onze "goeie" kamer zat dan steevast vol rokende boerenmensen, die
altijd een sigaar. kregen als ze binnenkwamen.
Zo gingen op onze jeugdige leeftijd de donkere dagen voorbij en kon de nieuwe lente weer beginnen met als
eerste voorbode de wilgenkatjes die er plotseling waren.