HERINNERINGEN AAN VROEGER.
Reeds voor 1940 hadden wij in de Brachterbeek een vrachtvervoerder in de persoon van Sjeng van Jezéf
(Wilms), wonende in Tergouwen. Direct na de oorlog, ongeveer najaar 1945, verkreeg deze met heel veel
moeite van het ministerie van verkeer een aankoopvergunning om een gerenoveerde militaire Ford vrachtauto
met open laadbak en frontbesturing aan te schaffen, komende uit een van de Engelse legerdepots. Omdat er
een schrijnend tekort was aan vrachtvervoer, was er werk te over. Vader Sjeng Wilms vertelde bij ons thuis in
de smederij dat zijn zoon Harie de volgende dag met de nieuwe vrachtwagen een lading fruit naar Groningen
moest rijden. Omdat ikzelf in de vier oorlogsjaren nauwelijks verder kwam dan enkele tientallen kilometers van
huis, was mijn belangstelling als twintigjarige direct gewekt en vroeg ik aan Wilms of ik mee mocht. Deze had
geen bezwaar, dan had Harie tenminste gezelschap. Ook mijn ouders hadden geen bezwaar. Genoeg
gesmeerde boterhammen met stroop en ham werden in een stuk papier gedraaid en als drank werd ook wat
ranja meegenomen. De route er naartoe ging ongeveer via Roermond, Venlo, Nijmegen, Arnhem, Zutphen,
Deventer, Zwolle, Meppel en Assen naar Groningen. Alles binnendoor over toenmalige kronkelwegen, want
autobanen had men in Nederland nog nooit gezien. De wegen waren slecht en diverse bruggen beschadigd.
Behendig manoeuvreerde Harie de groene vrachtwagen zonder stuurbekrachtiging overal langs en over.
Ergens in Groningen werd de vracht gelost, we kregen enkele appels mee en met de lege kisten begonnen we
de terugreis. Op mijn verzoek mocht ik ook een poosje rijden. Ik reed immers al af en toe in onze eigen Ford
V8 luxe auto uit 1935.
Mijn vader liet mij in 1939 als 14-jarige naast hem gezeten reeds door de toenmalige wegversperringen rijden.
Over een rijbewijs bekommerde zich toen niemand. Nadat Harie het stuur weer overgenomen had, begon de
motor plotseling kuren te vertonen en liep na enkele kilometers vast in de buurt van Staphorst. Hier waren we
net een Canadese militaire legerwerkplaats voorbijgereden waar wij onze hoop op vestigden. In mijn naïviteit
wandelde ik daar naar toe en sprak in mijn school-Engels: “Our Ford-truck-engine is broken. Is it possible to
help us?” Maar hulp was niet mogelijk.
Wel mochten wij de vrachtwagen met hun hulp daar parkeren en omdat het al donker begon te worden,
besloten we maar om de nacht in de cabine door te brengen. Om de nachtelijke koude enigszins te temperen,
gooide Harie het dekzeil over onze cabine heen. 's Nachts hoorden we een flink gestommel achter ons.Er
waren diverse nachtbrakers op de laadbak gekropen om fruit te stelen dat er niet was. Wij hielden ons
angstvallig koest. Onverrichter zake dropen ze af. Omdat in deze vroege naoorlogse tijd het liften was
uitgevonden, stonden wij de volgende ochtend langs de doorgaande weg. Als er een auto langs kwam,
zwaaide Harie met zijn rijbewijs en reeds spoedig stopte een vrachtwagen en nam ons mee tot op het station
van Nijmegen. Hier namen we de trein tot Roermond, waar we later in een rammelende LTM-dieselbus thuis
weer aankwamen. Op de een of andere manier kwam de vrachtwagen weer in Maasbracht terug. Wel was er
bij het Staphorster depot een kopklamp en de buitenspiegel eraf gestolen. Dit vonden wij een grof schandaal.
De Ford werd geloof ik gerepareerd en heeft nog lang in Limburg en omstreken rondgereden.